Compileren
Wanneer programmeurs softwareprogramma's maken, schrijven ze het programma eerst in broncode, die is geschreven in een specifieke programmeertaal, zoals C or Java. Deze broncodebestanden worden opgeslagen in een op tekst gebaseerde, voor mensen leesbare indeling, die kan worden geopend en bewerkt door programmeurs. De broncode kan echter niet rechtstreeks door de computer worden uitgevoerd. Om de code door de computer te laten herkennen CPU, moet deze worden omgezet van broncode (een taal op hoog niveau) in machinecode (een taal op laag niveau). Dit proces wordt de code "compileren" genoemd.
De meeste softwareontwikkelingsprogramma's bevatten een compiler, die broncodebestanden omzet in machinecode of objectcode. Omdat deze code direct door de computer kan worden uitgevoerd processor, wordt de resulterende toepassing vaak een uitvoerbaar bestand genoemd. Windows-uitvoerbare bestanden hebben een . EXE bestandsextensie, terwijl Mac OS X-programma's een hebben .app extensie, die vaak verborgen is.